|
De Osmaanse economie in de negentiende eeuw
Wat was de economische situatie in het Osmaanse Rijk begin 19de eeuw?
Alvorens te beginnen met dit project willen we graag nog wat achtergrondinformatie geven over het Osmaanse Rijk (ook wel Ottomaans Rijk of Turks Rijk genoemd) voor diegenen die er niks of vrijwel niks over weten.
Het Osmaanse Rijk begint bij het uiteenvallen van een ander Turks rijk, namelijk het Selçuks Rijk (oftewel Seldsjoekse Rijk) in de dertiende eeuw. Hierdoor ontstonden er allemaal kleine vorstendommetjes totdat één legendarische man ze allemaal wist te verenigen tot een groot Turks Rijk in 1299.
Deze man heette Osman Bey en regeerde van 1299 tot aan zijn dood in 1326. Het rijk draagt, als eerbetoon, ook de naam van zijn stichter, namelijk het Osmaans Rijk.
De nakomelingen van deze sultan Osman Bey veroverden in ruim zeshonderd jaar (1299 – 1922) grote delen van Europa, Azië en Afrika. Op een gegeven moment bezat het Osmaans Rijk zelfs ¼ van de (tot dan toe bekende) wereld.
Het Osmaans Rijk kwam zelfs tot op de poorten van de stad Wenen in Europa, waardoor er een geallieerd leger van Fransen, Duitsers (dus ook Oostenrijkers) en Polen aan te pas moest komen om de Turken een halt toe te roepen. In Azië hield aartsvijand Perzië de Turkse troepen, ondanks grote overwinningen en veldtochten van de Turken, de legers van het Osmaanse Rijk in hoogste staat van paraatheid. In Arabië en Afrika daarentegen was het relatief rustig, dit kwam mede doordat de Turken vrijheid van godsdienst zeer hoog op de agenda hadden staan. Weliswaar waren ze zelf moslims, maar niemand werd gedwongen om zich te bekeren tot de Islam. Het enige wat niet-moslims, zoals Christenen en Joden, als nadeel hadden was het feit dat ze iets meer belasting moesten betalen dan moslims. Hier tegenover werden ze wel beschermd tegen elk vorm van discriminatie en/of vervolging. Ook werden er kerken en synagogen gesubsidieerd met het extra belastingbedrag dat door deze groepen werd betaald.
Mede hierdoor is het Osmaanse Rijk de geschiedenis ingegaan als één van de grootste en langstdurende rijken ter wereld.
De economische situatie
Eind achttiende, begin negentiende eeuw was het grondgebied van het Osmaanse Rijk ietwat geslonken. Het was weliswaar nog steeds een gigantische groot Rijk bestaande uit Europa, Azië en Afrika.
In Europa hoorden de volgende gebieden nog steeds of weer bij het grondgebied van het Osmaanse Rijk: de gehele Balkan; Joegoslavië, Servië, Bosnië, Macedonië, Albanië, Bulgarije, Roemenië, Moldavië, Cyprus en Griekenland.
Het kerngebied Anadolu (oftewel Anatolië of Klein-Azië) had ook nog zijn uitbreidingen naar het oosten en zuiden.
In het oosten de landen Georgië, Azerbeidzjan, Armenië, Dagestan en delen van Rusland en Iran.
In het zuiden het gehele Arabische schiereiland; Syrië, Libanon, Irak, Jordanië, Israël, Palestina, Saudi-Arabië, Koeweit, Jemen, Oman, Bahrein, Katar en de Verenigde Arabische Emiraten.
Nochtans was het noorden van Afrika ook nog grotendeels onder het gezag van het Osmaanse Rijk; Egypte, Libië, Tunesië, Algerije en Sudan waren nog provincies van dit immense Rijk.
Volgens schattingen woonden er in dit immens grote Rijk, slechts twintig tot maximaal vijfentwintig miljoen mensen. Dit had natuurlijk een groot aandeel nadelen, namelijk het feit dat er te weinig arbeidskrachten en militairen waren. Dit was een economisch handicap voor de Turken, ook vanwege de bevolkingssamenstelling; van die twintig a vijfentwintig miljoen mensen woonden ongeveer vijfentachtig procent op het platteland in kleine dorpen als boeren. Slechts vijftien procent woonden in steden en waren dus arbeiders, professionele militairen, koopmannen of handelaars. Deze militairen werden hierdoor wel beter getraind, want ze moesten het tenslotte in oorlogen altijd tegen een meerderheid opnemen. Ook in het runnen van de provincies waren de gouverneurs altijd in de minderheid tegen de lokale bevolkingen. Dankzij het tolerante gedrag van de Turkse overheersers, waren er voor de verschillende etnische minderheden en niet-moslims (zoals Christenen en Joden) nauwelijks redenen om onrusten te veroorzaken. Deze laatste twee niet-moslims groepen hadden zelfs vertegenwoordigers bij de overheid van het Osmaanse Rijk.
Maar ook deze militairen moesten naast hun defensieve functie, ook elders werken door het arbeidstekort. En doordat leden van het elitekorps Yeni Çeri (ook wel janitsaren genoemd) sinds kort mochten trouwen, waren ze gedwongen om naast hun militaire taken ook nog voor hun gezin en familie te zorgen. Dit in tegenstelling tot vroeger toen je alleen vóór je derde levensjaar bij de Yeni Çeri terechtkwam, dus in die gevallen hadden deze elitetroepen geen gezinnen en/of henzelf bekende familieleden.Veel janitsaren werden nu ineens winkeliers in de grote steden, die alleen langs de kazernes kwamen om hun soldij op te halen. Dit luidde natuurlijk weer een militaire zwakte in voor het Osmaanse Rijk.
Door deze militaire en fiscale crises zagen leden van invloedrijke en rijke families (de zogenaamde ayan) kans om als tussenpersonen te fungeren voor de centrale overheid van het Osmaanse Rijk. Dit was sterk tegen de ideologie van de Padişah (dus de sultans) die tot dan toe altijd directe ambtenaren had gebruikt (voor het eerst in de wereld). Deze ambtenaren waren belast met belasting innen en mannen rekruteren voor het leger, nu werden de sultans afhankelijk van de ayan, die in sommige provincies taken zoals het belasting innen en mannen rekruteren voor het leger overnamen. De Padişah werd nu afhankelijk van de ayan voor zijn belastinginkomsten en militaire kracht; enkelen maakten het waar, zoals Ahmet Cezzar Paşa die Napoleon verpletterend versloeg.
Door deze afhankelijkheid waren er sultans die een vernieuwing wilden invoeren in het bestuur van het Osmaanse Rijk, zo ook de toenmalige Padişah Sultan Selim III. Deze achtentwintigste sultan van het Osmaanse Rijk, de eerste was uiteraard de stichter Sultan Osman Gazi (Gazi is een toevoeging oftewel erenaam en betekent ‘de overwinnaar’), besteeg de troon in 1789 en heerste tot hij werd afgezet in 1807. Sultan Selim III had een interesse in de wereld om hem heen en zo ook in Europa, de goede aspecten wilde hij gebruiken in zijn hervormingen. De vorming van een nieuw leger en de accijns op koffie en tabak (voor het eerst in de wereld) zorgde voor onvrede bij de bevolking, vooral de janitsaren en arbeiders. Het waren dan ook de janitsaren die in 1807 aan het muiten sloegen en Sultan Selim III afzetten en gevangen namen ten gunste van zijn conservatieve neef Sultan Mustafa IV, die weer afzag van de hervormingen. Toen echter de Russen de grenzen van het Osmaanse Rijk weer eens bedreigden, probeerden de voorstanders van Sultan Selim III hem te bevrijden. Voordat dit kon plaatsvinden werd Sultan Selim III echter vermoord door zijn tegenstanders; als gevolg werd Sultan Mustafa IV afgezet in 1808 ten gunste van een andere neef van Sultan Selim III en Sultan Mustafa IV, namelijk Sultan Mahmut II. Deze Sultan Mahmut II was voorstander van de hervormingen van zijn neef Sultan Selim III en heerste van 1808 tot aan zijn dood in 1839.
Er moet nu echter niet gedacht worden dat er in dit Rijk ook sprake is van een economische crises, dit was zeer zeker niet het geval. Juist door het feit dat het merendeel van de bevolking bezig was met landbouw en veeteelt ontstond er een groeiende voedselvoorraad, dit werd met grote mate verhandeld met andere staten. Vooral de export van graan naar Amerika, toen een ontwikkelingsland dat zich probeerde te herstellen van de onafhankelijkheidsoorlog in 1776 tegen Engeland, leverde het Osmaanse Rijk grote winsten op. Ook de beginnende industrialisatie en de groeiende bevolking van West-Europa zorgden voor een grote vraag naar landbouw- en veelteelt-produkten, zoals graan, wol en katoen.
Het begin van de negentiende eeuw werd verder ook nog gekenmerkt door oorlogen met Rusland, wat zwaar op de staatskas drukte van het Osmaanse Rijk. De technologische ontwikkelingen gingen aan de Turken voorbij, maar niet aan de Europese staten. Dit heeft als voornaamste oorzaken de bovenstaande factoren; te weinig mensen in de steden en teveel in de dorpen als boeren, lage bevolkingsaantal (ongeveer twintig miljoen) en militaire zwakte.
Als gevolg hiervan ontstond er stagnatie in het Osmaanse Rijk en het tegenovergestelde, namelijk een bloeiperiode, in Europa. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de industriële revolutie.
Armand Sağ
22 april 2004
© Armand Sağ 2004
|